Chiara: “Chaos en rust in één”


Het begint direct na de bevalling. Na 46 uur van de ergste pijn die je ooit hebt ervaren – zonder slaap en eten, een gemiddeld strafkamp is vriendelijker – voelt het alsof je wel wat rust hebt verdiend. Maar zonder genade komt het ziekenhuispersoneel je iedere drie uur wakker maken.
“Je kindje moet eten,” zegt de verpleegster. Ik hijs mezelf met moeite omhoog in het ziekenhuisbed. Mijn hoofd voelt warrig, alsof het gevuld is met watten, mijn hele lichaam doet pijn van de bevalling, en de ergste vermoeidheid die ik ooit heb gevoeld zorgt ervoor dat mijn oogleden voelen als lood en dreigen dicht te vallen terwijl de verpleegster de baby in mijn armen legt. Natuurlijk was ik me ervan bewust dat een baby moet eten en dat ik degene ben die daarvoor moet zorgen, maar op de een of andere manier was het niet bij me opgekomen dat dit al direct na de bevalling begon. Dat er geen tijd is voor een pauze, voor rust. De baby hapt makkelijk aan en begint te drinken. Lijkt het.
Gedurende de eerste twee dagen vraag ik de verpleegkundigen regelmatig hoe ik nu weet of de baby genoeg binnenkrijgt.
“Dat weet je niet,” is meestal het antwoord. Andere antwoorden die ik krijg zijn:
“Ze hapt goed aan dus het zal wel goed zijn,” en
“Als je naweeën voelt als ze aanhapt is dat een teken dat de borstvoeding goed gaat.” Beide antwoorden stellen me niet echt gerust, maar ik vertrouw erop dat het ziekenhuispersoneel het wel weet en dat er anders vast ergens alarmbellen gaan rinkelen.
De tweede dag is de baby erg rustig. Ze slaapt veel en is met moeite wakker te krijgen voor de voedingen. Pas ‘s nachts wordt ze echt wakker en is ze meteen ontroostbaar. We roepen de verpleegster, die meteen een vermoeden heeft. Ik word aan een kolfapparaat gekoppeld, waarbij mijn man, de verpleegster en ikzelf vol verwachting afwachten. Na tien minuten kolven is het antwoord duidelijk. Er komt geen druppel uit.
‘s Ochtends staat er een heel team aan dokters in onze kamer.
“Jullie kind is stilletjes ondervoed,” zegt de kinderarts met een stalen gezicht alsof hij ons vertelt dat het gaat regen morgen, en niet dat mijn kind haar hele leven geen eten heeft gekregen. Dramatisch, ik weet het, maar wat verwacht je anders van een kersverse moeder?
“Toen de baby zo rustig was en zoveel sliep, had ze te weinig energie om te drinken of te laten weten dat ze honger had,” gaat hij verder. Hierbij breekt mijn hart een beetje.
Ik had van tevoren geen hele intense wens op het gebied van borstvoeden. Ik wilde graag borstvoeding geven, maar was me ervan bewust dat het niet altijd zou lukken en wanneer dat zo zou zijn dan is het zo en kan ik daar verder niks aan doen. Toch slaat met deze boodschap de onzekerheid toe. Door mij heeft ons kindje de eerste twee dagen niet genoeg – of misschien wel helemaal geen – eten gekregen. Hoe heb ik dit als moeder niet meteen aangevoeld? Ik weet dat het allemaal niet rationeel is, ik weet dat de baby genoeg reserves had voor die eerste paar dagen, maar dat ontroostbare huiltje en de hormonen helpen er niet bij om de situatie zonnig in te zien.
Gelukkig verschijnt er een dag later een licht zonnestraaltje. Na een dag bijvoeden valt ze niet meer zoveel af. Met het kolven lijkt de borstvoeding nu ook wat op gang te komen. We vieren een klein feestje wanneer ik 3ml heb gekolfd. Een dag later kunnen we ons geluk niet op wanneer er 7ml in het flesje zit.
Naarmate de productie toeneemt beginnen we langzaamaan met het afbouwen van de bijvoeding. De eerste paar dagen thuis ben ik erg onzeker wanneer ze veel slaapt. Hoe weet ik of ze nu lekker ligt te slapen, of toch weer stilletjes ondervoed is? Onze behulpzame kraamzorg – de baby consultant herself – komt na de kraamweek een paar keer extra langs om de baby te wegen om mijn onzekerheid weg te nemen.
Langzaamaan word ik zekerder over de situatie en komen we in een ritme. Terwijl je probeert bij te komen van de bevalling, wat welverdiende rust pakt, overweldigd bent door adrenaline, hormonen en de liefste baby die ooit heeft bestaan, is het voedingsritme best intens. De hele voeding, inclusief luier verschonen, duurt al gauw een uur. En twee uur later begint alles weer opnieuw. Vaak vliegt de tijd voorbij en leef ik van voedingsmoment naar voedingsmoment. Wanneer ze slaapt probeer ik nog snel wat in huis te doen of wat rust te pakken voor mezelf, tot de volgende hongerhuiltjes alweer door het huis galmen. ‘s Nachts vecht ik tegen de slaap terwijl de baby aan mijn borst hangt, een snurkende man naast me. Ik houd mezelf wakker – doemscenarios van het alternatief vliegen steeds door mijn hoofd, meestal eindigend met een geplette baby – door tijdens de voedingen een nieuwe wintergarderobe te breien, boeken te lezen, te tekenen en deze blog te schrijven.
Al snel merk ik een verschil in de verdeling van de zorg van de baby tussen mijn man en ik. Voor de baby er was, hadden we besproken dat we alles heel eerlijk zouden verdelen. Hij wil net zo betrokken zijn bij de zorg als ik, niet meer dan normaal vonden we. Echter is het onvermijdelijk dat de verdeling wat schever gaat staan met het geven van borstvoeding. Mijn man kan er niks aan doen, hij produceert tenslotte geen melk, en doet zoveel als hij kan om te helpen en taken bij mij weg te nemen. Hij wordt bij iedere nachtvoeding wakker om de luier te verschonen, neemt regelmatig een nachtvoeding over zodat ik even door kan slapen en is erg betrokken bij de zorg.
Toch voel ik me minder vrij en soms gebonden aan het voedingsritme. Momenten voor mezelf, zoals even in bad gaan, moeten strategisch gepland worden zodat deze niet onderbroken worden door een hongerige baby. Waar mijn man rustig een dagje of avondje zorgeloos van huis kan, vergt het voor mij wat meer planning. Heb ik genoeg melk gekolfd zodat de baby kan eten terwijl ik weg ben? Hoe lang ben ik weg? Moet ik kolven terwijl ik weg ben? Is er een plek om te kolven? Na die zwangerschap ben ik af en toe wel toe aan een biertje, maar ook ieder glaasje alcohol wordt een geplande onderneming. Zolang er twee tot drie uur tussen het biertje en de voeding zit is er geen probleem lees ik op internet. Maar tel je dan vanaf de eerste slok of de laatste? Ga je uit van de 2 of 3 uur? En hoe zit het dan met een sterker speciaalbiertje?
Een paar maanden voor de geboorte kreeg ik van mijn man een borstvoedingstrui. “Mama’s Boobery, Always On Tap, Open 24/7” stond erop. En niets is minder waar. Wanneer het eerste hongerhuiltje klinkt laat ik alles uit mijn handen vallen om de baby eten te geven. Als ik in mijn borstvoedingsapp zie hoeveel uur ik per week bezig ben met alleen de voedingen schrik ik me een hoedje: een halve werkweek is toegewijd aan alleen de voedingen.
Als vriendinnen me vragen of het voeden inmiddels geen pijn meer doet, of ik last heb van stuwing, ontstekingen of tepelkloven, ben ik me ervan bewust hoe goed het gaat. Het heeft geen moment pijn gedaan en ook van die andere ongemakken is gelukkig geen sprake. Er komt veel bij kijken en het loopt niet altijd zoals je zou willen, maar het is vooral heel erg mooi. Nu tijdens het voeden, in het holst van de nacht, stroomt er een gevoel van geluk door me heen. De baby kijkt me al drinkend dromerig aan met haar mooie grote oogjes en lange wimpers. Met haar hand aait ze zachtjes over mijn zij, haar teentjes bewegen langzaam op en neer. Na een poosje vallen haar oogjes langzaam knipperend dicht. Haar volle hamsterwangetjes duiden op een goed gevoed, tevreden kindje, zo’n contrast met die stressvolle eerste paar dagen van ondervoeding.
Ineens is ze klaar met drinken. Met een stralende lach koppelt ze los. De melk stroomt uit haar mond en spuit uit mijn borst op mijn nieuwste breiwerk, en ik heb handen tekort om de melk vanuit alle kanten te stoppen. Ze zucht, legt haar hoofd op mijn borst en smakt nog even voldaan na. Mijn hart is net zo vol als haar buikje. Dit moment weerspiegelt perfect de realiteit van borstvoeding: chaos en rust in één.